Wat doet fastfood met bavianen?
Wat gebeurt er met de gezondheid van apen als zij zich net als homo sapiens aan fastfood vergrijpen? Column van dr. Gert Schuitemaker.
Apen zijn niet vies van junkfood, zo blijkt uit het gedrag van een groep bavianen in het Nationale Park ‘Cape Point Nature Reserve’ in Zuid-Afrika. Met de regelmaat van de klok vertonen zij zich bij de cafetaria van het park, waar toeristen spullen weggooien die ze niet meer op kunnen: frites, chips, worst, ijs en cola om een paar te noemen. De apen doen zich eraan te goed.
Nu hebben wetenschappers deze bavianen eens aan een grondig medisch onderzoek onderworpen. Wat bleek? Overgewicht, hoge bloeddruk, verhoogd cholesterol en zelfs hartproblemen. Conclusie: onze meest naaste verwanten in de evolutieketen krijgen dezelfde problemen met fastfood als wij mensen. Pikant detail is dat bavianen evenals de mens zelf geen vitamine C kunnen produceren en voor hun vitamine C-voorziening afhankelijk zijn van wat ze met hun voeding binnenkrijgen.
Het lijkt erop dat zowel mens als baviaan zich maar beter weer kunnen bekeren tot het voedsel waar ze – historisch gezien – van jongs af aan gewend aan zijn. In deze zin kunnen we veel leren van de evolutiegeneeskunde. Zo simpel is het. Het houdt ons ook verre van allerlei gekunstelde en ingewikkelde theorieën die je zo her en der in de huidige wetenschap tegenkomt.
Een voorbeeld. Nathan Pritikin verwierf in de jaren zestig bekendheid met zijn Pritikin-dieet: extreem laag in vet (< 15% energie-inname), omdat hij had gezien dat in Oeganda de zwarte bevolking vrijwel vegetarisch at en geen last had van hart- en vaatziekten. Na zeventien jaar kreeg Pritikin leukemie en hij pleegde op 60-jarige leeftijd zelfmoord. Bij lijkschouwing bleek dat hij totaal geen plaquevorming had in zijn bloedvaten.
Maar enkele jaren daarna werd vastgesteld dat de Oegandezen misschien nauwelijks aan hart- en vaatziekten leden, maar wel evenveel last hadden van plaques als de zwarte bevolking van Saint Louis in de VS. Omdat de theorie van Pritikin blijkbaar niet meer opging, werd vervolgens het vermoeden uitgesproken dat de plaque van neoplastische aard zou kunnen zijn. De term ‘neoplastisch’ duidt op nieuwvorming: de vorming van goed- of kwaadaardige tumoren.
Dit bracht Wayne Martin (Medical Hypotheses 1991; 36:181) op het idee om te veronderstellen dat Pritikin zijn schone bloedvaten te danken had aan de chemokuren die hij in zijn laatste levensjaren tegen de leukemie toegediend had gekregen. De chemo had de plaques – lees: goedaardige tumoren – laten verdwijnen. Martins suggestie is nu dat pathologen eens zouden moeten kijken of dit ook het geval is bij meer kankerpatiënten die met chemo zijn behandeld. En wanneer dit inderdaad het geval is, dan doet hij de suggestie om iedereen van 45 jaar een chemokuur te geven om op die leeftijd al de gevormde plaque te laten verdwijnen.
Ik houd het dus maar even bij de evolutiegeneeskunde en het oerdieet (‘paleo’). Al was het maar door het verhaal van de bavianen die hartkwalen kregen van fastfood.
Tekst: Gert Schuitemaker